-
Verlenging van de maatregelen van de wet van 20 december 2020 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (Hoofdstuk 1 - artikelen 2 tot 10)
-
Verlenging van de vrijstelling van vergoedingen in het kader van steunmaatregelen die worden genomen door de gewesten, gemeenschappen, provincies of gemeenten (Hoofdstuk 2 - artikel 11)
-
Belastingvermindering voor de verwerving van nieuwe aandelen van ondernemingen die hun omzet door de COVID-19-pandemie sterk hebben zien dalen (Hoofdstuk 3 – artikel 12)
-
Belastingvoordeel voor de kwijtschelding van de huur (Hoofdstuk 4- artikelen 13 tot 15)
-
Afschaffing van het btw-voorschot dat moet worden betaald in december (Hoofdstuk 5 – artikel 16)
-
Afschaffing van het voorschot op de bedrijfsvoorheffing dat moet worden betaald in december (Hoofdstuk 6 – artikelen 17 en 18)
-
Verlaging van de interesten zoals vastgelegd in het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest, en de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen (Hoofdstuk 7 - artikelen 19 tot 22).
-
Inwerkingtreding van de dringende fiscale bepalingen (artikel 23)
1. Verlenging van de maatregelen van de wet van 20 december 2020 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie
De einddatum voor de fiscale maatregelen, bepaald op 31 maart 2021, wordt onder meer voor de volgende zaken verlengd naar 30 juni 2021:
-
het tijdelijke verlaagde btw-tarief van 6 % dat van toepassing is op leveringen, intracommunautaire verwervingen en invoeren van ter preventie van COVID-19 vereiste beschermingsmiddelen, te weten de mondmaskers en de hydroalcoholische gels (afwijking op artikel 1, eerste lid van het koninklijk besluit nr. 20 van 20/07/1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde);
-
versoepeling van het stelsel Tax shelter COVID-19 voor de audiovisuele sector en de podiumsector (artikel 15, eerste en tweede lid van de wet van 29/05/2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie + artikelen 9 en 14 van de wet van 20/12/2020 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie);
-
de belastingvrijstelling voor de bezoldiging van vrijwillig gepresteerde overuren in de cruciale sectoren. Binnen de cruciale sectoren wordt de notie “zorgsector” uitgebreid met alle activiteiten die nodig zijn om de opening van de vaccinatiecentra te verzekeren. Het aantal vrijwillig gepresteerde bijkomende overuren dat kan worden vrijgesteld, wordt behouden op 120 uur voor het eerste en het tweede kwartaal van 2021 samen (artikelen 15 en 15/1 van de wet van 20/12/2020 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie + artikel 16 van de wet van 29/05/2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie);
-
de tijdelijke vrijstelling van registratierechten voor bepaalde notariële volmachten (afwijking van artikel 11, tweede lid van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten);
-
de tijdelijke vrijstelling van de rechten op geschriften voor bepaalde notariële volmachten (afwijking van artikel 3 van het Wetboek diverse rechten en taksen);
2. Verlenging van de vrijstelling van vergoedingen in het kader van steunmaatregelen die worden genomen door de gewesten, gemeenschappen, provincies of gemeenten.
De vergoedingen die worden toegekend als steunmaatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie door de gewesten, de gemeenschappen, de provincies of de gemeenten, blijven vrijgesteld van belastingen.
Deze vrijstelling wordt verlengd tot en met 31 december 2021.
3. Belastingvermindering voor de verwerving van nieuwe aandelen van ondernemingen die hun omzet door de COVID-19-pandemie sterk hebben zien dalen
Deze maatregel heeft als doel de belastingplichtigen aan te moedigen om het eigen vermogen van kmo-vennootschappen te verstevigen door in te schrijven op kapitaalverhogingen of verhogingen van de inbreng ervan. Het opzet is de kmo’s te steunen waarvan het omzetcijfer door COVID-19 is gezakt en die bijkomende financiële middelen nodig hebben.
De belastingvermindering “Tax Shelter COVID-19” wordt verlengd voor de verwerving van nieuwe aandelen van de kmo’s die hun omzet sterk hebben zien dalen.
3.1 Toepassingsvoorwaarden
-
De belastingvermindering is van toepassing op nieuwe aandelen op naam waarop rechtstreeks wordt ingeschreven bij een kapitaalverhoging tussen 1 januari 2021 tot en met 31 augustus 2021. De aandelen moeten uiterlijk op 31 augustus 2021 volledig volgestort zijn.
-
Het moet gaan om een kleine Belgische vennootschap of een Belgische vestiging van een buitenlandse vennootschap in de zin van artikel 2, 5°, a, WIB 92, en van artikel 1:24, §§ 1 tot 6 WVV. Wanneer een vennootschap met één of meer andere vennootschappen verbonden is in de zin van artikel 1:20 WVV, moeten de criteria inzake omzet en balanstotaal bedoeld in artikel 1:24, § 1 WVV, berekend worden op geconsolideerde basis.
-
De omzet van de vennootschap moet in de periode van 2 november 2020 tot en met 31 december 2020 met minstens 30 % gedaald zijn ten opzichte van de omzet met betrekking tot dezelfde periode in 2019.
-
Zijn uitgesloten: de beleggings-, thesaurie- of financieringsvennootschappen, de vastgoedvennootschappen, de beursgenoteerde vennootschappen, de vennootschappen met een band met belastingparadijzen en de ondernemingen in moeilijkheden.
-
Zijn uitgesloten: de vennootschappen van de bouw- en de vastgoedsector, waarvan natuurlijke personen die in de vennootschap een opdracht of vergelijkbare functies uitoefenen, hun echtgenoot of hun kinderen wanneer die personen of hun echtgenoot het wettelijk genot van de inkomsten van die kinderen hebben, het gebruik hebben.
-
Zijn eveneens uitgesloten: de beursgenoteerde vennootschappen, de vennootschappen in moeilijkheden [artikel 2, § 1, 4°/2, WIB 92], de vennootschappen die de ontvangen sommen gebruiken voor de uitkering van dividenden, een kapitaalvermindering, een vermindering van de inbreng of het inkopen van eigen aandelen, of voor het verstrekken van leningen en de vennootschappen die een deelneming aanhouden in een vennootschap die gevestigd is in een belastingparadijs.
-
Tot slot mag de vennootschap na de betaling van de sommen door de belastingplichtige niet meer dan 250 000 euro hebben ontvangen via de toepassing van deze maatregel.
3.2 Wat moet de vennootschap die het eigen vermogen dankzij de belastingplichtige kan verstevigen deze laatste verstrekken?
De vennootschap moet de belastingplichtige het bewijs verstrekken dat:
-
aan de hierboven opgesomde voorwaarden voldaan is;
-
de belastingplichtige de aandelen in het belastbare tijdperk heeft aangeschaft;
-
de belastingplichtige de aandelen op het einde van het belastbare tijdperk nog steeds in zijn bezit heeft.
3.3 Maximumbedrag van de belastingvermindering
De belastingvermindering bedraagt 20 % van het in aanmerking te nemen bedrag, na aftrek van de eventuele kosten. Het bedrag waarvoor een belastingvermindering kan worden verleend is beperkt tot € 100 000.
De belastingvermindering wordt aangerekend overeenkomstig artikel 178/1 WIB 92, en het niet-aangerekende gedeelte wordt achtereenvolgens naar elk van de drie volgende belastbare tijdperken overgedragen volgend op het belastbare tijdperk waarvoor de belastingvermindering is verleend. Deze bepaling is ook van toepassing op niet-inwoners bedoeld in artikel 227, 1°, WIB 92.
3.4 Behoud van het belastingvoordeel
De belastingvermindering wordt alleen behouden wanneer de aandeelhouder aantoont dat hij de nieuwe aandelen voor een ononderbroken periode in zijn bezit heeft gehad gedurende de vijf belastbare tijdperken die volgen op het belastbare tijdperk waarvoor de belastingvermindering is verleend. Zo niet, moet de belastingplichtige het fiscale voordeel gedeeltelijk terugbetalen. Deze verplichting geldt evenwel niet meer vanaf het belastbare tijdperk waarin de belastingplichtige is overleden.
4. Belastingvoordeel voor de kwijtschelding van de huur
Er wordt een nieuw belastingvoordeel verleend aan verhuurders die een onroerend goed verhuren dat in België is gelegen, al dan niet in het kader van hun ondernemingsactiviteit, aan een onderneming die verplicht moet sluiten door de coronamaatregelen.
Wanneer de verhuurder het geheel of een gedeelte van de betaling van de huurprijs en de huurvoordelen kwijtscheldt, heeft hij recht op een belastingvermindering van 30 % in de personenbelasting voor de huurprijzen van de maanden maart, april en mei 2021. In de vennootschapsbelasting of in de belasting niet-inwoners, wordt het voordeel toegekend in de vorm van een niet-terugbetaalbaar belastingkrediet. De belastingvermindering of het belastingkrediet wordt aangerekend overeenkomstig artikel 178/1 WIB.
4.1 Bedrag van het belastingvoordeel
30 % van het bedrag van de door de verhuurder kwijtgescholden huurprijs en de huurvoordelen.
Het bedrag van de door de verhuurder kwijtgescholden huurprijs en huurvoordelen dat aanleiding kan geven tot een belastingvermindering of -krediet, mag echter niet meer bedragen dan:
4.2 In hoofde van de verhuurder te vervullen voorwaarden om het fiscaal voordeel te kunnen krijgen
4.2.1 De verhuurder moet het geheel of een gedeelte van de huurprijs en de huurvoordelen hebben kwijtgescholden van het voor de ondernemingsactiviteit aangewende gedeelte, voor de maanden maart, april of mei 2021, of voor meerdere van die maanden.
-
vrijwillig en definitief toegestaan door de verhuurder;
-
vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst afgesloten tussen de verhuurder en de huurder (uiterlijk op 15 juli 2021 ter beschikking gesteld van de belastingadministratie);
Als de verhuurder de huurprijs en de huurvoordelen voor het beroepsmatig aangewende gedeelte van het onroerend goed gedeeltelijk kwijtscheldt, moet hij een bedrag van minstens 40 % van het totaalbedrag van de huurprijs en de huurvoordelen met betrekking tot de betrokken maand of maanden kwijtschelden om de belastingvermindering of het belastingkrediet te kunnen krijgen.
4.2.2 De kwijtschelding van de huurprijs en de huurvoordelen moet betrekking hebben op een huurovereenkomst die met een huurder wordt gesloten die:
-
hetzij een zelfstandige is (die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent in hoofdberoep), hetzij een kleine vennootschap of een kleine vereniging is;
-
volgens de KBO actief is als onderneming op het adres van het gehuurde onroerend goed;
-
zijn vestigingseenheid op het adres van het gehuurde onroerend goed geheel of gedeeltelijk verplicht heeft moeten sluiten ten gevolge van de federale maatregelen die vanaf 12 maart 2020 zijn genomen in het kader van de COVID-19-pandemie (merk op dat niet in aanmerking komen: verplichte sluitingen die als sanctie zijn opgelegd en verplichte sluitingen die beperkt zijn tot bepaalde uren van de dag);
-
geen huurachterstallen had op 12 maart 2020;
-
op het moment van de kwijtschelding van de huurprijs en de huurvoordelen niet kan worden aangemerkt als een onderneming in moeilijkheden;
-
niet de echtgenoot of een andere persoon is die deel uitmaakt van het gezin van de verhuurder, noch een kind, ascendent of zijverwant tot de tweede graad van de verhuurder;
-
geen vennootschap is:
-
waarin de verhuurder rechtstreeks of onrechtstreeks een bedrijfsleider is;
-
waarin de verhuurder als vaste vertegenwoordiger van een andere vennootschap een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of een gelijksoortige functie uitoefent;
-
die een aannemings- of lastgevingsovereenkomst heeft gesloten met een andere vennootschap waarvan de verhuurder (of een aan hem verbonden persoon) aandeelhouder is, en waarbij die andere vennootschap er zich toe heeft verbonden om tegen vergoeding een leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard op zich te nemen in de eerste vennootschap (bijvoorbeeld een managementvennootschap);
-
waarvan de verhuurder aandelen bezit die 30 % of meer van het kapitaal vertegenwoordigen.
5. Afschaffing van het btw-voorschot dat moet worden betaald in december
Tot dusver waren zowel de maandaangevers als de kwartaalaangevers nog verplicht om een btw-voorschot te storten in de maand december (op een enkele uitzondering na in december 2020).
Dit decembervoorschot hield een vooruitbetaling in, die uiterlijk op 24 december van het lopende jaar moest gebeuren voor de aangifte van de maand december of van het vierde kwartaal.
Er waren in dit kader twee berekeningsmethoden bepaald:
De verplichting om dit decembervoorschot te betalen is voortaan opgeheven. De maand- en kwartaalaangevers zullen dus geen decembervoorschot meer moeten betalen in december en dit vanaf december 2021.
Samen met de opheffing van art. 19 van het KB nr. 1, werd ook het model van de periodieke btw-aangifte aangepast (de commentaar van het rooster 91 wordt “reserverooster - niet invullen”). Bovendien zijn ook de bepalingen met betrekking tot de betalingsmodaliteiten van het decembervoorschot (art. 1 en 5 §1 2° a van het KB nr. 24) en de berekening van eventuele boetes en nalatigheidsinteresten wegens niet-betaling (KB nr. 41, bijlage, tabel G, afdeling 1, I) afgeschaft.
6. Afschaffing van het voorschot op de bedrijfsvoorheffing dat moet worden betaald in december
Samen met de afschaffing van het btw-voorschot van de maand december werd ook het voorschot op de bedrijfsvoorheffing (artikel 412, vierde en vijfde lid WIB) afgeschaft.
7. Verlaging van de wettelijke rentevoeten in fiscale zaken voor de maanden april, mei en juni 2021
Er werd beslist om de rentevoeten van de nalatigheidsinteresten van de btw en de accijnzen af te stemmen op die in het kader van de inkomstenbelastingen (artikel 414 WIB), en dit uitsluitend voor het tweede kwartaal 2021.
Voor de maanden april, mei en juni 2021, werd de wettelijke rentevoet in fiscale zaken- ook voor de btw, en voor douane en accijnzen - vastgesteld op 4 % voor de nalatigheidsinteresten verschuldigd in hoofde van de belastingplichtige, en op 2 % voor de moratoriumintresten verschuldigd door de Staat op de aan de belastingplichtige terug te betalen bedragen in geval van laattijdige teruggave.
Maar voor de btw is in bepaalde specifieke situaties een rentevoet van 8 % per jaar bepaald:
-
wanneer naar de wettelijke rentevoet in fiscale zaken wordt verwezen, in toepassing van artikel 91, §2bis van het btw-wetboek;
-
wanneer de nalatigheidsinteresten opgenomen zijn in een innings- en invorderingsregister, vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister;
-
wanneer de in te vorderen bedragen het voorwerp uitmaken van een gerechtelijke beslissing vanaf het moment dat deze beslissing definitief is geworden.
8. Inwerkingtreding van de dringende fiscale bepalingen
De voornoemde fiscale bepalingen zijn in werking getreden sedert 1 april 2021